Over het kunstwerk (NL)
Monumentaal gedenkteken, bekroond door Maagd van Vlaanderen en Vlaamse Leeuw in verguld brons. Op het stenen voetstuk drie taferelen in bas-reliëf. Op 11 juli 1302 versloeg een leger van Vlaams voetvolk het Franse ruiterleger op de Groeningekouter. De overwinning had echter vooral een symbolische waarde. In de 19e eeuw, en voornamelijk onder invloed van ‘De Leeuw van Vlaanderen’ van Hendrik Conscience, won de Guldensporenslag sterk aan betekenis als symbool van de Vlaamse ontvoogding.
De eerste herdenking op de Groeningekouter dateert van 1889. Vanaf 1891 kreeg deze herdenking een bestendig karakter door de oprichting van een Groeningecomité, met o.m. Adolf Verriest en Theodoor Sevens. Dit comité sprak zich vrijwel dadelijk uit voor de oprichting van een gedenkteken, als hoogtepunt van een grootscheepse viering in 1902. Het op te richten monument moest een beeld worden dat het karakter van de strijd en de strijders zou vertolken, zonder iemands eergevoel te kwetsen. Deze formulering werd meegedeeld aan een aantal beeldhouwers, met het verzoek een ontwerp te willen indienen. Tien kunstenaars reageerden op deze oproep. Uit de inzendingen weerhield de jury twee opmerkelijke voorstellen, namelijk dit van Godfried Devreese en een ruiterbeeld van Jules Lagae. Het comité koos uiteindelijk voor het eerste. Om het monument te bekostigen, werden allerlei initiatieven georganiseerd. Tevens werden o.m. alle gemeentebesturen van Vlaanderen aangeschreven. Bij het 6e eeuwfeest van de Guldensporenslag, gevierd op 17 augustus 1902, werd een levensgrote maquette van het monument onthuld. Devreese werkte vier jaar aan het monument, dat uiteindelijk in 1906 onthuld werd. Het monument betekent een hoogtepunt in de romantisering van de Vlaamse strijd; het wordt beschouwd als een meesterwerk van de romantisch-realistische beeldhouwkunst in Vlaanderen. Op het hardstenen voetstuk zijn drie taferelen gebeeldhouwd: links een Vlaamse krijger die afscheid neemt van vrouw en kind, onder de hoede van Onze-Lieve-Vrouw van Groeninge; vooraan de gevallen Franse aanvoerder Robert d’Artois naast zijn paard Morel; rechts de terugkeer van de Vlamingen na de zege en de verbroedering tussen ridder en ambachtsman. Een soldaat verkondigt de overwinning met een bazuinstoot. Bovenop dit voetstuk staat de Maagd van Vlaanderen in verguld brons. Zij houdt met haar ene hand triomfantelijk een soort van zeis in de richting van het overwonnen Frankrijk, terwijl ze met haar andere hand de fiere Vlaamse leeuw, die zijn boeien verbroken heeft, in bedwang houdt.
In 1986 werd een poging ondernomen om het Groeningemonument te laten erkennen als ‘Memoriaal van de Vlaamse ontvoogding’, in plaats van de IJzertoren. In 1993 werd het monument opnieuw verguld en grondig hersteld. Godfried Devreese (Kortrijk, 1861-Brussel, 1941) was de zoon van de Kortrijkse beeldhouwer Constant Devreese. Hij week uit naar Brussel, waar hij les kreeg van Eugène Simonis en van Charles Van der Stappen. In 1885 nam hij deel aan de Prijs van Rome, waarin hij de tweede plaats behaalde. Vanaf 1895 specialiseerde hij zich in het vervaardigen van gedenkpenningen.
About the artwork (EN)
Monumental memorial, crowned by the Virgin of Flanders and the Flemish Lion in gilt bronze. Three scenes in bas-relief on the stone pedestal. On July 11, 1302, an army of Flemish foot soldiers defeated the French cavalry army on the Groeningekouter. However, the victory mainly had a symbolic value. In the 19th century, and mainly under the influence of ‘The Lion of Flanders’ by Hendrik Conscience, the Battle of the Golden Spurs gained great importance as a symbol of Flemish emancipation.
The first commemoration on the Groeningekouter dates from 1889. From 1891 onwards, this commemoration became permanent through the establishment of a Groeninge committee, including Adolf Verriest and Theodoor Sevens. This committee almost immediately voted in favor of the erection of a memorial, as the culmination of a large-scale celebration in 1902. The monument to be erected had to be an image that would express the character of the battle and the fighters, without offending anyone’s sense of honor. This formulation was communicated to a number of sculptors, with the request that they submit a design. Ten artists responded to this call. The jury selected two remarkable proposals from the entries, namely this one by Godfried Devreese and an equestrian statue by Jules Lagae. The committee ultimately chose the former. To finance the monument, all kinds of initiatives were organized. All municipal authorities in Flanders, among others, were also contacted. During the 6th centenary of the Battle of the Golden Spurs, celebrated on August 17, 1902, a life-size model of the monument was unveiled. Devreese worked for four years on the monument, which was finally unveiled in 1906. The monument marks a high point in the romanticization of the Flemish struggle; it is considered a masterpiece of romantic-realist sculpture in Flanders. Three scenes are sculpted on the bluestone pedestal: on the left, a Flemish warrior saying goodbye to his wife and child, under the care of Our Lady of Groeninge; in the front the fallen French captain Robert d’Artois next to his horse Morel; on the right the return of the Flemish after the victory and the fraternization between knight and craftsman. A soldier declares victory with a blast of a trumpet. On top of this pedestal stands the Virgin of Flanders in gilded bronze. With one hand she triumphantly holds a kind of scythe in the direction of conquered France, while with the other hand she holds the proud Flemish lion, who has broken his bonds, under control.
In 1986, an attempt was made to have the Groeninge Monument recognized as the ‘Memorial of the Flemish Emancipation’, instead of the IJzertoren. In 1993 the monument was re-gilded and thoroughly restored. Godfried Devreese (Kortrijk, 1861-Brussels, 1941) was the son of the Kortrijk sculptor Constant Devreese. He moved to Brussels, where he was taught by Eugène Simonis and Charles Van der Stappen. In 1885 he took part in the Rome Prize, in which he took second place. From 1895 he specialized in the production of commemorative medals.